God in het gekkenhuis

De ster

Ja mevrouw, een ster was ik vroeger, een echte ster. Zingen en dansen, zeven avonden in de week, week in week uit: Amsterdam, Rotterdam, Den Haag... Het waren fantastische jaren, zo vlak voor de oorlog, samen met Izaak Stern, mijn pianist...

Hij zei altijd: ‘Ik breng je geluk, Chris. Ik kom uit een volk van geluksbrengers.’

Op een mooie zomeravond, eind jaren dertig, zaten we gezellig buiten op een terrasje en hij wees naar de hemel en zei: ‘Abraham kon ze niet tellen. Niemand kan ons volk tellen, Chris.’ Weet u wat ik nog dacht, mevrouw, ik dacht nog: zoveel sterren zijn het niet eens...

Ach, wat zei hij nog meer? ‘Wij zijn Gods lievelingslammetjes. We bevolken de aarde zoals de sterren de nachtelijke hemel vullen. Wij zullen voor geluk zorgen voor alle mensen in deze donkere wereld. Geloof me, Chris, het staat geschreven in de sterren.’

Ik weet nu nog dat ik moest denken aan een verhaal dat mijn moeder me heel vroeger rond kerst altijd vertelde. Het ging over de drie koningen, die door een heldere ster naar Bethlehem werden geleid. Als mijn moeder dan bij het punt kwam, waar die drie hun zegen uitspraken, klonk haar stem anders, bijna plechtig, in elk geval altijd geroerd:

‘De eerste koning sprak: Dit kind zal ons raad geven, de tweede sprak: Dit kind zal zorgen voor recht en gerechtigheid en de derde sprak: Het staat geschreven in de sterren: de Vrede is gekomen!’

En daar eindigde ze het verhaal. Izaak en mijn moeder, zij wisten het zeker, het stond in de sterren.

De oorlog kwam. De optredens hielden op. Izaak en ik zagen elkaar steeds minder. Ergens in de winter van ’43 kwam ik hem voor het laatst tegen. Er zat een gele ster op zijn jas. We hadden even oogcontact, toen liepen we door...

Geloof me, daarover schaam ik me nog steeds.

Ja mevrouw, die sterren...
Het was afschuwelijk. Ik hoor hem nog zo zeggen: ‘Niemand kan ons volk tellen, Chris.’ Maar na de oorlog hoorden we wel dat verschrikkelijke getal van zes miljoen. Zes miljoen sterren die werden gedoofd. Ik kan het nog steeds niet vatten.

Hij was anders dan ik en ik had ook nooit de behoefte om te zijn zoals hij. Maar toen hij nergens meer binnen mocht komen, heb ik hem ook niet uitgenodigd. Ik keek de andere kant op. Mevrouw, het was onze pijn die zij moesten doorstaan. Na de oorlog zeiden sommigen: ‘Het is hun eigen schuld’ en anderen: ‘God wil het.’ Maar ik denk dat het zo is, dat Gods eigen lievelingslammetjes voor ons werden geslacht.

Zijn mooiste liedje? Hij heeft vlak voor de oorlog een opzet gemaakt voor een lied, dat er nooit van gekomen is. Dat heb ik altijd bewaard. Het heet Het lied van de ochtendster. Het gaat ongeveer zo:

9.
in deze diepe donkere nacht roep ik jou
luister toch naar mij
ik verlang naar jou
vergeef me dat ik zo naar jou verlang
meer dan naar de morgen

nog meer dan naar de morgen
verlang ik naar jou