God in het gekkenhuis

Lazy en Jay-C

Het verhaal over Lazarus en Jezus

9.
in deze diepe donkere nacht roep ik jou
luister toch naar mij
ik verlang naar jou
vergeef me dat ik zo naar jou verlang
meer dan naar de morgen

nog meer dan naar de morgen
verlang ik naar jou

Lazy was een jaar of 16. Hij woonde met zijn twee zussen, Maria en Martha, op een kleine boerderij, waar ze van een klein stukje land probeerden rond te komen. De grootgrondbezitter van wie ze het land huurden had een dochter Nefesj. Ze was mooi en ze was vriendelijk, dit in tegenstelling tot haar vader, die zijn hele leven niets anders had gedaan dan anderen uitbuiten. Nefesj en Lazy waren verliefd en ze ontmoetten elkaar regelmatig in het geheim: haar vader zou deze relatie niet erg op prijs stellen.

Lazy’s grote vriend was Jay-C. Jay-C was een vet-coole rapper, heel beroemd en daardoor vaak op tournee door het land. Jay-C maakte songs over gerechtigheid, over vrede en over handen uit de mouwen. Als Jay-C in het dorp was zaten hij en Lazy soms tot diep in de nacht te praten over die nieuwe wereld, waar het niet uitmaakt wie je bent, maar waar van belang is dat je er bent en dat je er mag zijn zoals je bent. Soms gaf Jay-C een concert in het dorp. Een keer was de vader van Nefesj, de grootgrondbezitter, er ook. Toen Jay-C hem zag zong hij een prachtige rap over een kameel die volgeladen was en die door de smalste poort van de stad Jeruzalem moest: het oog van de naald. Alle bepakking moest er uiteindelijk af. Toen kon de kameel eindelijk naar binnen: zonder zijn last. De toeschouwers in het dorp vonden het een geweldig verhaal en applaudisseerden luidruchtig. De grootgrondbezitter verdween stilletjes.

Het gebeurde, nadat Jay-C weer op tournee was, dat de grootgrondbezitter Nefesj en Lazy betrapte op een van hun geheime ontmoetingen. De grootgrondbezitter werd zo kwaad dat hij zijn dochter huisarrest oplegde en ondertussen driftig aan de slag ging om een geschikte rijke huwelijkskandidaat voor haar te zoeken. Toen Lazy dat laatste hoorde, ging hij uit protest in hongerstaking voor de deur van de grootgrondbezitter. Toen zijn zusters daar achter kwamen en merkten hoe serieus het Lazy was, stuurden ze iemand het land in om Jay-C te halen.
Ondertussen gaf noch de vader van Nefesj, noch Lazy toe en op een dag lag Lazy levenloos op de grond. Zijn familie haalde hem op, zeer bedroefd, en begroeven hem. Diezelfde nacht stierf ook de grootgrondbezitter.

Ondertussen had het bericht Jay-C bereikt dat hij zo snel mogelijk moest komen. Die zelfde dag nog ging hij op weg. Vlak bij het dorp aangekomen kwam hij Martha, de zuster van Lazy, tegen. ‘Het is te laat,’ snikte ze, ‘we hebben hem al begraven. Hij wilde het zo. Hij verlangde meer naar haar, dan naar het leven. Meer dan naar het leven, verlangde hij naar haar. We moeten zijn besluit respecteren.’

Toen Jay-C haar zo zag, kreeg hij een enorm medelijden met haar en hij huilde.

Toen veegde hij zijn tranen af en zei: ‘Waar is hij begraven?’
Martha wees hem de plek. Het was een spelonk in een bergwand en een paar mannen waren net bezig de steen voor de ingang te rollen.
‘Stop!,’ riep Jay-C. ‘Lazy is niet dood, hij slaapt alleen.’ De mannen lachten binnensmonds, maar hielden op met het verplaatsten van de kolossale steen.
Een vrouw die voor de spelonk stond keerde zich om. Het was Maria, de andere zuster van Lazy. Ze riep tegen Jay-C: ‘Als jij hier was geweest, was dit allemaal niet gebeurd.’
Jay-C slikte. Toen riep Jay-C luid: ‘Lazy kom er uit. Word wakker vriend. Ik weet niet hoe lang de nacht zal duren, maar je moet blijven wachten op de morgen. Word wakker: sta op!’
Het was doodstil.
Allen die bij het graf stonden voelden een vreemde beving over zich heen komen. In de donkere spelonk straalde licht. Even maar, een flits. Een jongeman stond in de ingang. Niemand bewoog.
Jay-C nam de hand van Martha. ‘Geef de jongen wat te eten en voorzichtig,’ zei hij zacht.
De volgende avond kwam Jay-C op bezoek bij zijn vriend. Hij was niet de enige. Naast het bed van Lazy zat Nefesj. Ze hielden elkaars handen stevig vast. ‘Domme jongen, domme jongen,’ herhaalde Nefesj zachtjes voor zich uit.

Toen ze Jay-C zag stond Nefesj op en viel hem op de hals. ‘Dank je wel, Jay-C. Hij is zo’n domme jongen.’ Ze keek Lazy aan. ‘Hoe had ik zonder jou door kunnen leven?’

‘Ook dat was gelukt,’ glimlachte Jay-C, ‘je moet altijd op de morgen wachten.’ Nefesj gaf Lazy een zoen en liet de twee vrienden alleen.
‘Het was zo raar,’ vertelde Lazy. ‘Ik kan me niet zo veel meer herinneren van dat ik daar voor de deur van Nefesj zat. Maar opeens zweefde ik boven mijn lichaam, dat weet ik. Ik keek naar mezelf, hoe ik daar zat en het duurde een moment voordat ik mezelf herkende. Toen ik wist dat ík het was waar ik naar keek, had ik medelijden met dat lichaam, maar ik wilde niet terug.

Opeens werd ik weggetrokken van die plek en vloog ik naar een helder licht. Ik was omgeven door licht en aan het eind van die lichtboog stond een man. Ik wist wie het was, hoewel ik hem natuurlijk nooit heb gezien, wist ik dat dit Abraham was, onze aartsvader. Hij omhelsde me en het leek alsof ik bij hem op schoot zat. Het gaf een heerlijk veilig gevoel, net als bij mijn opa op schoot, vroeger.

Heel in de verte was het echter donker. Het was kilometers ver en toch zag ik duidelijk daar de vader van Nefesj en ik hoorde dat hij met Abraham sprak en hem smeekte om mij te sturen om hem drinken te brengen, want hij had zo’n dorst. Maar Abraham wilde niet, hij zei: ‘Er ligt een onoverbrugbare grens tussen waar wij zijn en waar jij bent.’

Er was zoveel angst daar in het duister, maar in het licht waarin ik was bestond dat gevoel helemaal niet. Toen smeekte de vader van Nefesj Abraham om mij terug te sturen naar de aarde, zodat ik zijn broers kon waarschuwen niet zo te leven als hij, maar vooral zodat ik Nefesj kon trouwen, omdat hij bang was dat zij een einde aan haar leven zou maken. En ook dit verzoek wilde Abraham niet inwilligen. Hij zei: ‘Lazy is voorbij de grens van leven en dood gegaan, het is voor mij onmogelijk hem nu nog terug te zenden.’

Toen hoorde ik jouw stem als een geweldig onweer. En het trok aan mij. En ik voelde dat Abraham mij niet kon vasthouden. Ik voelde een enorm ongeloof bij hem opkomen dat dit allemaal kon gebeuren. Toen verscheen er een glimlach om zijn mond, of beter, ik voelde dat hij glimlachte. Hij liet me zachtjes los en zette me geruisloos in de ingang van de grot. Het laatste wat hij mij liet weten was: ‘Als deze kloof te overbruggen is, dan kan ik mij ook om je schoonvader bekommeren.’

39.
hoe lang de nacht zal duren weet ik niet,
maar zonder jou
zelfs zonder jou blijf ik wachten op de morgen
hoe lang de nacht