Open ruimte

God is een gebed

Vroeger verhoorde God nog gebeden. God maakte toentertijd gebruik van een fantastisch computersysteem, waarvan de Almachtige zelf de software had geschreven. De applicatie berekende elk gebed. Het combineerde de hoogte van de noodzaak van het gebedsonderwerp met de hoogte van de oprechtheid van de bidder. Als het statistisch allemaal klopte, leverde het programma vervolgens de formule om het gebed te verhoren. Vervolgens hoefde God er slechts met de muis op te klikken en zie, het gebed was verhoord.

De laatste twee gebeden staan nog vers gegrift in zijn geheugen. De laatste gebeden die zijn programma behandelde, de crash van de software en de oerknal van zijn computer. God weet het nog, als de dag van toen.

Tot die memorabele dag waren alle gebeden steeds in de zelfde vorm verschenen: een aanhef (lieve God, goede Vader, almachtige Heer), gevolgd door een situatieschets van de bidder (ik heb zo’n pijn, het leven drukt zwaar op me, mijn levensweg is zo duister), gevolgd door een voorstel om hierin verandering aan te brengen (verlicht mijn pijn, verlicht mijn leven, verlicht mijn weg), afgesloten met eventueel een belofte en een groet (ik zal u eeuwig prijzen en dienen, ik zal nooit meer de drank aanraken, ik dank u, amen). Op dit concept kon het programma met wel miljoenen variaties werken, zonder vast te lopen of te vertragen. Het programma was zelfs in staat om met verschillende volgordes om te gaan (ik dank u – amen – oh ja ik ben blut – goede vader – amen) of met het ontbreken van een bepaald onderdeel (red mij o God). Verder was het systeem indringend getest op hackers, was er een authenticatiesysteem up and running, waren de passwords versleuteld, werd bij een te lange pauze de verbinding met het systeem verbroken en tenslotte maakte God elke dag meerdere back-ups.
In al die eeuwen had hij dus nooit een probleem gehad met de software tot op die ene dag.

Om dit alles te kunnen begrijpen moeten we eerst meer afweten van de sequentiële tijd. Aangezien God geen begint en einde heeft, beter gezegd aangezien God altijd nu is, is er niet die tijdsvolgorde waarin wij leven. Het kan dus gebeuren dat een gebed van 2000 jaar geleden op het zelfde moment binnenkomt als een gebed van nu. Sterker nog, maar dat is voor ons eenvoudige mensen bijna niet meer voor te stellen, alle gebeden komen feitelijk in een keer binnen, alle berekeningen worden in een keer gemaakt, en Gods eeuwigheid bestaat eigenlijk nergens anders uit dan de eeuwige muisklik. Dus voor het gemak vertel ik het verhaal sequentieel, hoewel dat niet zo is. Alleen de gebeden uit verschillende tijden die in een keer binnen komen, die laat ik zo.

Dus ook die ene dag, die ik zojuist noemde, bestaat niet in Gods werkelijkheid. Maar kom laat ik het ook niet te gecompliceerd maken.

In al die eeuwen had God dus nog nooit een echt probleem gehad met de software tot op die ene dag. God had lekker geslapen en ging goedgemutst achter zijn computer zitten. De eerste gebedsverhoringen stonden al klaar om geklikt te worden.
En toen gebeurde het. Op het zelfde moment gingen twee gebeden het systeem in: ‘Eli eli, lama sabachteni?’ en ‘Waar is God?’. Het computerprogramma was natuurlijk in staat om alle talen snel te vertalen en had zeker met het Hebreeuws van het eerst genoemde gebed geen enkele moeite. ‘God, mijn God, waarom heb je mij verlaten?’
Maar net op het moment dat de computer het gebed wilde berekenen kwam er aanvullende informatie binnen: ‘Hij roept om Elia!’. Contextinformatie heet zoiets. Dat was op zich geen probleem voor het computerprogramma, God had daar in zijn ontwerp afdoende rekening mee gehouden. Dus vertaalde het programma nog een keer de zin, maar kwam toch op niets anders uit dan ‘God mijn God’, zeker niet op ‘Elia’, dat volgens de grammaticale regels in de software niets te maken had met ‘Eli’.

Toen gebeurde, wat zo heel af en toe wel eens eerder was gebeurd: het programma kwam in een loop te zitten. Het bleef maar de Hebreeuwse woorden vertalen en weer opnieuw en weer opnieuw. Als zoiets zo heel af en toe gebeurde dan wist God dat hij de computer een overwogen doch ongenadige klap moest geven. Dat wilde hij net doen toen het programma, parallel aan het eerste gebed ook het tweede gebed ‘Waar is God?’ in de berekening modus zette. En precies op dat moment kwam ook daar aanvullende informatie, contextinformatie, binnen: ‘Daar hangt hij!’
Dát leidde God af van het probleem en hij vergat de ferme klap op de computer.

Het programma bood al een eeuwigheid de mogelijkheid om in te zoomen op de bidder. God had daar tot nu toe weinig tot geen gebruik van gemaakt. Nou ja, bij Abraham had hij wel eens een Skype overleg gehad, van aangezicht tot aangezicht, maar verder was God eigenlijk te druk met de muis te bedienen, dan dat hij tijd zou hebben om te kijken waar al die gebeden vandaan kwamen. Nu integreerde hem die woorden ‘Daar hangt hij’. Waar hang ik?, dacht God verwonderd. Hij zoomde in: hij zag een klein kind spartelend aan een galg, gadegeslagen door een menigte gevangen en een groep soldaten. ‘Waar is God?’ huilde een van de gevangenen. ‘Daar hangt hij!’, fluisterde God .

Intussen had het programma zich opgesplitst in twee taken: het berekenen van gebed 1 en het berekenen van gebed 2. Alle rekenkracht werd elders weggehaald en het programma ging steeds sneller de twee gebeden berekenen. De computer raakte oververhit.

Maar God opende een nieuw venster en zoomde in op gebed 1: hij zag een ernstig verwonde man, vastgespijkerd aan een kruis, een menigte lachend en huilend om het heen en, opnieuw, soldaten. De man zong, met zijn laatste krachten: ‘Eli, eli, lama sabachteni?’

‘Hij roept mij’, fluisterde God en huilde.

Ondertussen rinkelde de diverse alarmbellen. Het systeem was definitief oververhit.
God hoorde het niet.

Toen volgde er een verwoestende implosie. Alles in het universum werd naar binnen gezogen, alle werelden, sterren, levende wezens, en ook God, alles werd terug gebracht tot één minuscule pixel.

Toen was het stil.
Hoelang? We weten het niet. Er was geen tijd. En God was er niet meer als referentie.

Er volgde er een ontzettende knal.
De tijd begon te lopen, het universum werd geboren. Maar God was er niet meer.
God was een gebed geworden.

Op de vraag ‘God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten?’ zal nooit een antwoord komen. De vraag is het antwoord.
God is een gebed.

Maar op de vraag ‘Waar is God?’, weten we nu wel het antwoord. God is in het vervolgde, verkrachtte, verstotene, het minste, in alles waar wij ons van afkeren.

God is een gebed.