God in het gekkenhuis

Verhaal aan de hemelpoort

wolk1

Uiteindelijk sta ik dan, ik weet echt niet meer hoe, aan de hemelpoort.
Ik word ontvangen in een helder verlichte ontvangsthal door Petrus persoonlijk. Hij heet mij hartelijk welkom en vraagt mij wat ik wil of wat ik denk nodig te hebben.
‘Ik weet eigenlijk niet wat mij zoal te wachten staat na mijn leven,’ antwoord ik naar waarheid.
‘Dat is niet zo moeilijk,’ zegt Petrus, ‘je krijgt hier wat je wilt.’
‘Hoe moet ik dat begrijpen?,’ vraag ik hem. ‘Is er niet eerst een gerechtelijke instantie die over mij oordeelt?’
‘Nee,’ zegt Petrus.
‘Bedoelt u dat iedereen in de hemel komt?,’ aarzel ik.
‘Ja.’
‘Ook een zelfmoordterrorist?’
‘Ja.’
Ik denk diep na.
‘Maar ik mag hopen dat die zeventig maagden er niet zijn.’
‘Inclusief de twee-en-zeventig maagden,’ antwoordt Petrus, ‘Je krijgt hier wat je wilt. Of laat ik het anders zeggen: je mag kiezen. Je krijgt dat wat je wilt of dat wat je nodig hebt.’
Als hij ziet dat ik in een staat van absolute verwarring dreig te geraken wenkt hij mij.
‘Loop maar eens mee.’

Vanuit de helder verlichte ontvangstzaal lopen we naar een oneindig lange gang met oneindig veel deuren.
‘Als je hier binnen komt krijg je een unieke sleutel voor jouw persoonlijke verblijfplaats.’
Ik ben verbluft. ‘Heeft iedereen een eigen hemel?’
Petrus denkt na.
‘Vanuit jouw perspectief denk ik wel dat je dat zo mag zeggen.’
We lopen een eind door de gang en blijven voor een deur staan.
‘Hier is gisteren nog een zelfmoordterrorist binnengekomen,’ zegt Petrus.
Hij schuift een luikje in de deur opzij.
‘Kijk maar eens.’
Ik tuur door het raampje en zie een paradijselijk landschap met groene bomen, klaterende beekjes, gekleurde vogels en een man omringd door een schare prachtige jonge vrouwen.
Ik voel weerstand in me opkomen: een mengsel van jaloezie en afschuw. ‘Dat kan toch niet waar zijn!,’ roep ik uit en wend me tot Petrus. ‘Dat is toch niet rechtvaardig?’
Petrus denkt weer na.
‘Vanuit jouw perspectief denk ik dat je ook dat wel zo mag zeggen, ja. Wat is volgens jou “rechtvaardigheid”?’
Ik hoef er niet lang over na te denken.
‘Als je mensen in koelen bloede vermoordt, verwacht ik toch wel enige rechtspraak met een veroordeling. In dit geval zou ik zelfs niet tegen de doodstraf zijn.’
‘Hij is in ieder geval dood,’ herinnert Petrus mij.
‘Maar dan moet er toch wel iets van lijden zijn voor deze moordenaar, als een soort compensatie!,’ roep ik opstandig.
Petrus kijkt mij vriendelijk aan. Dat alleen al werkt behoorlijk op mijn agressiviteit.
‘Branden in de hel, bijvoorbeeld,’ stel ik verbitterd voor.
‘Je krijgt hier dat wat je wilt of dat wat je nodig hebt,’ zegt hij.
‘Ik vind dat hij een brandende hel nodig heeft,’ zeg ik bits.
‘Hijzelf vindt dat niet,’ glimlacht Petrus.
Het is een tijd stil.

‘Wat bedoelt u eigenlijk met je krijgt hier dat wat je wilt of dat wat je nodig hebt. Kan je dan kiezen?’
Petrus veert op.
‘Ah ja, dat is interessant en beantwoordt misschien je eerdere vragen. Denk eens aan een gelukkig moment in je leven.’

Dat is niet zo moeilijk. Ik herinner me hoe mijn eerste kind werd geboren. Ik herinner me dat ik niet eens in de gaten had dat de tranen over mijn wangen liepen. Dat moment, zo mooi... Wat voelde ik me toen gelukkig.
‘Wat gebeurde er met dat gelukkige gevoel?,’ vraagt Petrus.
‘Tja,’ zeg ik, ‘het ebde weg na een tijd en toen was alles weer gewoon. Ook mooi hoor, maar weer gewoon.’
‘Zou je dat geluk vast willen houden?,’ vraagt Petrus.
Ik denk na. Dat is verleidelijk.
‘Misschien,’ opper ik.
‘Stel je nu eens jouw hemel voor. Zoals jij de eeuwigheid zou willen ingaan.’
Het duurt niet lang of er ontstaat in mijn hoofd een hemels tafereel: muziek, lekker eten, rust, prachtige kleuren, kabbelende beekjes.
Als ik heel eerlijk ben lijkt het verdacht veel op de hemel van de zelfmoordterrorist.
Petrus neemt me een paar deuren verder mee en schuift het luikje open.
‘Kijk maar, dit is jouw hemel.’
Wat ik zie overstijgt zelfs mijn eigen fantasie. Onbeschrijfelijk! Ik ben al mijn woede over die verschrikkelijke onrechtvaardigheid in één klap vergeten. Dat daar, achter die deur, dat is werkelijk de hemel. Mijn hemel.
‘En weet je, dat gelukzalige gevoel blijft voor eeuwig,’ zegt Petrus, ‘Het zal je niet meer ontglippen.’

Na een tijdje, het lijkt wel een eeuwigheid, sluit hij het luikje. Hij kijkt me aan.
‘Dit is wat je wilt, maar heb je dit ook nodig?’
‘Wat kan hier nog een alternatief voor zijn?,’ vraag ik mij verwonderd af.
‘Denk eens na, in deze kamer is alles wat je wenst voor handen. Is dat het leven wat je wilt?’
Ik kijk hem niet begrijpend aan.
‘Wat maakte eigenlijk voor jou je leven zo waardevol?,’ gaat hij verder.
Waardevol? Ik probeer na te denken, maar eigenlijk wil ik helemaal niet, mijn hemel roept mij. Mijn hemel lonkt.
Ik doe mijn best. Waardevol... Wat maakte mijn leven waardevol?
Ik denk aan pijn en de daarbij horende troost, aan vallen en weer opstaan, aan werken en rusten, aan donker en licht, aan bewegingen en tegenstellingen.
‘Goed dan,’ zucht ik, ‘wat is het alternatief?’
Petrus kijkt me vriendelijk aan.
‘Deze deur, naar deze prachtige paradijselijke hemel, laat jou ongerept maar verandert de wereld naar jouw wens en zet die stil in een moment van eeuwigheid. Je kunt door dit luikje van te voren zien wat jou dat oplevert. Sterker nog, als het je na een tijdje niet zou bevallen kun je altijd terug om de tweede deur uit te proberen.’
Hij pauzeert even.
‘Er is namelijk een tweede deur, eentje zonder luikje, waar je dus niet van te voren kan zien wat er zal gebeuren, waar de tijd niet eeuwig is en waar je ook niet op terug kunt komen. Als je door die deur gaat, verander jij en niet de wereld. Jij wordt weer de essentie zoals je die was helemaal in het begin. Je wordt in een wereld geboren die zich niet aanpast aan jouw wensen. Een wereld die grillig is, waar honger is en verdriet. Je kunt er alleen hier en nu op vertrouwen dat je daar zult krijgen wat je nodig hebt. En dat wat je nodig hebt is meestal iets anders dan dat wat je wilt.’

Ik denk dat ik het snap en zeg:
‘Dus dat is de uiteindelijke keus: vertrouwen tegenover zekerheid; tijd tegenover eeuwigheid; beweging tegenover stilstand; het nieuwe tegenover het oude.’
Petrus knikt. ‘Alles wordt nieuw!,’ merkt hij fijntjes op.

Ik weet dat ik mijn keus al heb gemaakt, maar ik heb nog zoveel vragen.
‘Gewoon voor de nieuwsgierigheid...,’ zeg ik, ‘Wat kiezen de meeste mensen zoal?’
Petrus glimlacht.
‘De mensen die jij het liefst in de hel ziet, kiezen veelal voor de hemel die zij willen. De andere en dus de meeste mensen kiezen echter voor de hemel die ze nodig hebben.’
Ik denk na.
‘Hoeveel mensen zijn er teruggekeerd uit het paradijs?’
‘Tot nu toe niemand.’
Ik begin te begrijpen waarom.
‘Wat heeft moeder Theresa eigenlijk gekozen?’
‘Ah,’ zegt Petrus, ‘dat is weer een geval apart. Zij is direct bij de ontvangsthal opgegaan in het licht. Zij is overal en nergens.’
‘En Jezus en Boeddha?’
Petrus knipoogt naar me: ‘We hebben een paar bedrijfsgeheimen.’
‘En een atheïst?’
‘Je krijgt hier wat je wilt,’ zegt Petrus.
‘Of dat wat je nodig hebt,’ vul ik hem aan.
Petrus glimlacht.

‘Nou,’ zeg ik na een tijdje, ‘kom dan maar op met die andere deur.’
Er verschijnt een brede lach op zijn gezicht.
‘Hier naast de hemeldeur is de andere deur.’
Ik kijk maar zie niks. Ik kijk nog eens goed en zie een hele smalle spleet.
‘Bedoelt u dat?,’ vraag ik geschokt.
Petrus knikt en loopt terug naar de hal.
‘Maar dat kan niet,’ roep ik hem na, ‘Dat is veel te smal.’
Petrus keert zich om en zegt: ‘Dat is het Oog van de Naald. Om daar doorheen te komen, moet je alles achterlaten, alles wat jou jezelf maakt.’
Eigenlijk wist ik het al.
Dat is dus de consequentie.
Het voelt als een tweede keer sterven, maar dan nog dieper.

Met een droef gevoel neem ik afscheid van alles wat ik ben: herinneringen aan vroeger, aan mijn moeder, mijn vader, mijn jeugd, mijn vrienden, mijn vrouw en mijn kinderen.

Dan is er alleen essentie, alleen nog energie, die zonder aarzelen door het Oog van de Naald gaat.