God in het gekkenhuis

Toen de dood een lichaam kreeg

death-2024663_640
door OpenClipart-Vectors

Zo’n dag moet het zijn geweest:
zon door nevel
waarin koeien half verzonken zwemmen boven de wei.

Een dag als deze
waarop de herfst de troon van de zomer beklimt
en vorstelijk zijn nieuwe regeerperiode inluidt.
Bomen die hun bladeren nog dragen
maar schreeuwen om verlossing van hun bonte last:
het is genoeg!

Zo’n dag moet het zijn geweest
toen de dood een lichaam kreeg.

Niet dat hij daarom gevraagd had,
hoewel hij al vaak had gedacht
dat hij zelf ook eindig zou kunnen zijn.

Nee, het was beslist niet zijn wens geweest
om zo strak gebonden te worden aan een lichaam.

Maar God is liefde, zo weten wij
en liefde komt zelden zonder lijden, zelden zonder smart.

Leven is lijden, leven is smart,
en het lichaam smacht
naar de verkoelende genade van de dood.

Althans, dat was wat de dood altijd had gezegd
vóórdat hij een lichaam kreeg.

Toen hij eenmaal verstrikt was geraakt in het lijfelijke,
in het aardse,
zong zijn hart een ander lied.
Vol melancholie drong de melodie door
tot aan de oppervlakte van zijn lippen
en vulde al het leven in zijn lichaam.
Een lied klonk op
verhalend van andere tijden
een lied zo schoon...

Toen de dood verwonderd een traan in zijn hand opving
en zichzelf in flarden weerspiegeld zag,
verlangde hij zo naar het leven
dat hij wenste nooit te zullen sterven.

En hoe hij leefde...

Mijn God! Elke seconde zoog hij in zich op,
elk woord liet hij eindeloos naklinken in zijn hart,
elke uitgestoken hand, elke zachte beroering, elke warme glimlach, elke levenszucht
tot aan het bittere einde.

Want het einde kwam, ook voor de dood,
diezelfde dag nog.

God nam zijn lichaam. De dood boog zijn hoofd
en huilde om de onontkoombaarheid van zijn lot.

De bladeren hadden de hele dag gewacht
en konden nu eindelijk vallen,
dankbaar vallen.

De zon scheen door de nevels heen.
Het was herfst.
Zo’n herfst was het nog nooit geweest
voordat de dood een lichaam kreeg.