God in het gekkenhuis

Vrede op aarde!

Er klinkt gerommel en lawaai uit de schuur. De twee jongens staan op hun tenen en proberen door een raampje te kijken, om te zien wat daar binnen gebeurt.
‘Jongens!,’ klinkt er een stem.
‘Moeder,’ sist een van de jongens, ‘wegwezen!’
‘Ik heb jullie wel gezien.’ Moeder stelt zich midden op de vluchtweg die haar twee belhamels hebben gekozen. De jongens buigen bedremmeld hun hoofd.
‘Jongens. Ik heb het vandaag al vaker gezegd. Jullie moeten vader en oom nu niet storen. Ze zijn met iets heel moeilijks en heel belangrijks bezig en het moet af voor kerst, voor morgen.’
‘Maar we doen toch niks?,’ zegt de oudste, ‘We willen alleen even kijken wat ze aan het doen zijn.’
‘Ja, precies!, vult de jongste aan, ‘We kunnen er echt niks aan doen, mam: de geest is wel gewillig, maar het vlees is zwak.’
‘Ja, precies,’ zegt de oudste en ze knikken beiden.
’Maar het wordt een verrassing!,’ zegt moeder, ‘Als je het nu al weet wat het is, dan is er toch niks meer aan?’
Daar zit wat in en daarom gaan de jongens maar naar binnen.

‘Jezus, ik weet wat leuks!,’ roept de oudste. ‘Laten we kruisje met verlos spelen. Jij bent hem.’
‘Ja, ammehoela,’ reageert Jezus, ‘de vorige keer moest papa me van het kruis halen, omdat je me vergeten was. Ik heb een hele dag moeten wachten. Je weet hoe boos papa toen was. Ik hoor hem nu nog bulderen: de volgende keer, zie je maar hoe je er vanaf komt, ik help je niet meer. Nee Siddharta, dat spel moesten we maar eventjes een tijdje niet meer spelen.’
Teleurgesteld kijkt Siddharta naar de grond. Zijn blik klaart plotseling op. ‘Ik weet wat: We spelen wie het langst zonder eten en drinken kan.’
Jezus zucht. ‘Broerlief, je weet dat de vorige keer oom verschrikkelijk boos is geworden. Toen hadden we na 40 dagen nog niks gegeten en gedronken en hij dreigde weg te gaan en nooit meer terug te komen.’
Siddharta knikt. ‘Je hebt gelijk. Gelukkig dat papa hem nog op andere gedachten kon brengen.’
Jezus lacht. ‘Het zou ook zo ontzettend saai geworden zijn, zo zonder oom.’
‘Inderdaad,’ bevestigt Siddharta hem, ‘dit hemelse woonhuis komt me zo langzamerhand waarachtig de strot uit. Als oom niet zoveel leven in de brouwerij had gebracht was ik hier al lang weg.’
‘Wat je zegt,’ knikt Jezus, ‘een dag als vandaag, zonder oom is verschrikkelijk saai!’
Ze blijven nog een tijdje doorklagen en gaan ten slotte maar lekker tekenen.

‘Jongens!,’ roept moeder. Jezus en Siddharta stormen naar buiten.
‘Jaha?,’ roepen ze.
‘Papa en oom zijn klaar. Als jullie héél voorzichtig doen, mogen jullie héél voorzichtig naar binnen en héél voorzichtig kijken. Maar wel héél voorzichtig hè?’
De jongens storten zich op de deur.
‘Ik eerst!’
‘Nee ik!’
Er wordt getrokken en gescholden.
‘Is het nou afgelopen?,’ dondert een barse stem.
‘Ja pap!,’ zeggen de jongens bedeesd.
Het is inmiddels bijna vier uur in de middag en, zo vlak voor kerstmis, al een beetje donker. De jongens treden héél voorzichtig de schuur binnen.
‘Eh... pap,’ zegt Jezus, ‘het is zo duister. Zo zien we toch niks.’
‘Licht!,’ roept papa.
Plotseling baadt de godganse schuur in een hemels licht.
‘Moet je altijd zo schreeuwen?,’ klinkt een licht geïrriteerde stem, ‘Ik heb het de hele dag al moeten aanhoren. Dat kan toch ook wel zachter?’
‘Sorry, Satan,’ zegt papa, ‘gewoon... almacht der gewoonte.’
Hij wendt zich tot de kinderen en zegt op verheven toon: ’Oom en ik hebben vandaag de aarde gemaakt.’ Hij kijkt hen verwachtingsvol aan. Siddharta gaapt. Jezus haalt zijn schouders op en zegt: ‘En?’ ’Hemel en aarde...,’ probeert papa. Siddharta en Jezus denken diep na. ‘We geven het op,’ zeggen ze na een tijdje.
Oom kijkt papa streng aan. ‘Heb je die jongens dan helemaal niets bijgebracht?’
Papa kijkt hulpeloos naar zijn vrouw. ‘Ik dacht dat jij...’ probeert hij.
‘Jij zou de voorlichting doen, lieverd,’ glimlacht ze terug.
Oom sluit zijn ogen en schudt zijn hoofd.
‘Okay, laat mij maar. Als ik hier niet was dan zou het nooit wat met die jongens worden.’
Hij pakt de twee kinderen bij de hand en brengt ze naar de tafel.
‘Luister goed wat jullie oom je nu gaat vertellen. Je weet dat we het er vaak over gehad hebben hoe vreselijk saai het hier allemaal is.
’ De jongens knikken heftig.
‘Nou,’ probeert papa, ‘saai? Ik bedoel... saai?’
Hij zwijgt als oom zachtjes kucht: ‘Ehm’
‘Sorry, ga door,’ fluistert papa.
‘Dat saaie komt omdat jullie papa zo van harmonie houdt.’ Het woord harmonie komt er met enige tegenzin uit. ‘Ik heb jullie steeds weer opnieuw verteld, dat harmonie saai is. Eén streepje schuin, maakt soms een wereld van verschil.’
De jongens knikken instemmend.
‘Hoe dan ook,’ gaat oom verder, ‘je vader heeft dat nu, na een paar eeuwigheden aan volstrekte saaiheid, ook ingezien en vandaag hebben we samen de aarde gemaakt: het tegendeel van saaiheid: het is verrassing op verrassing en het is bovenal een wonderschone chaos!’
Op de tafel staat iets dat is afgedekt met een doek. Oom pakt het en met gevoel voor dramatiek trekt hij het in één ruk weg.
‘Ta-taa!,’ roept hij.
‘Oooh!’
De twee jongens en hun moeder kijken sprakeloos naar een kleine blauwachtige bal die, omringd door andere veelkleurige balletjes, om een prachtige gouden bal draaien.
Voorzichtig komen ze dichterbij.
‘Ja, ja,’ zegt papa, ‘mooi hè?’
Het is een schouwspel zoals ze dat nog nooit hebben gezien. Zeeën, oceanen, golven, winden, warmte, kou, licht en duister. Er zijn gewoonweg geen woorden voor.
‘Hé,’ roept Jezus plotseling, ‘Wat gebeurt daar?’
’O,’ zegt papa, ‘dat wou je oom er graag in hebben. Voor mij hoefde dat niet zo.’
’Wat is het oom?’ Oom komt dichterbij en zijn ogen glinsteren.
‘Dat, jongens,’ zegt hij zacht, ‘dat is het echte leven. Het wordt geboren, het leeft en het leert een tijd en dan sterft het weer. Geboren worden en sterven en ga zo maar door. Daar is een leeuw die een antilope opeet. Geweldig hè?’
‘Dat is afschuwelijk oom!,’ roept Siddharta.
‘Ja,’ knikt Jezus, ‘ik ben er helemaal misselijk van!’
Oom zuchtte. ‘Een waar kunstenaar wordt hier blijkbaar niet gewaardeerd. Jongens, denk toch eens na! Dit is leven wat waard is om geleefd te worden. Zo dynamisch, zo’n waanzinnig mooie chaos. En voor jullie gemoedsrust: voor deze dieren is het de normaalste zaak van de wereld.’
Papa knikt. ‘Dat klopt, dat heb ik zo in de software geschreven, voor de dieren voelt het als normaal en als ze heel erg lijden dan zorgt de software er voor dat hun geest in een stand gaat waarbij ze niks meer voelen.’
Oom staart voor zich uit. ‘Ik geef toe, ik was dáár eerst niet zo voor. Maar achteraf is het zo gek nog niet.’
’Nou, ik blijf het gewoon niet fijn vinden,’ huivert Jezus.

Siddharta is inmiddels weer helemaal in de ban van de blauwe bal.
‘Wat zijn dat, oom? Die blote wezentjes daar? Die lijken wel verdacht veel op ons, of niet?’
‘Och,’ oom haalt zijn schouders op, ‘een idee van je vader. Het hoefde voor mij niet.’
’Ja,’ zegt papa, ‘Ik wilde gewoon eens zien hoe het is voor wezens naar ons beeld en onze gelijkenis om op deze turbulente blauwe bal te wonen.’
’Bedoelt u,’ vraagt Siddharta, ‘dat deze kleine hulpeloze wezentjes, net als wij denken en voelen?
’ Papa knikt.
’Maar dat is toch vreselijk?,’ roept Siddharta, ‘zo’n leven is toch een en al lijden? Geboren worden, lijden, sterven en zo maar door tot in de eeuwigheid?’
Papa knikt weer.
‘Ik blijf hier geen moment langer meer!,’ zegt Siddharta vastberaden. ‘Ik moet wat doen om die wezentjes daar te helpen.’
’Maar jongen toch...,’ probeert papa heel zachtjes.
’Nee! Mijn besluit staat vast!’
Siddharta kijkt opstandig naar zijn vader.
‘Maar ik wil het niet hebben!,’ dondert papa, ‘Ik ben hier de baas, godallemachtig!’
‘Ja, doei,’ roept Siddharta. Hij neemt een aanloopje en springt met een geweldige sprong richting de blauwe bal.
‘Nee!,’ roept moeder. Maar het is al te laat. Siddharta verdwijnt, kopje onder in het water. Weg.
‘Bravo!,’ bromt moeder tegen papa. ‘Wat een pedagogisch inzicht, zeg. Geweldig!’ Oom kijkt de andere kant op en peutert een beetje in zijn neus. ’Wat een chaos. Geweldig!,’ mompelt hij.
Papa lijkt kleiner en kwetsbaarder dan ooit.
‘Ik ga hem zoeken!,’ roept Jezus, ‘En als dat niet lukt kan ik altijd wat van die kleine mensjes proberen te redden.’
‘Oh nee,’ zegt moeder, ‘dan gaan we samen!’
’Zijn jullie nu helemaal gek geworden?’
Papa heeft zichzelf weer helemaal in de hand en buldert als vanouds. Hij gaat met zijn handen in de zij voor zijn vrouw en zijn nog enige zoon staan.
’Ik wil het niet hebben!,’ roept hij.
’Lieverd,’ zegt moeder heel langzaam, bijna onhoorbaar zacht, ‘ga – aan – de – kant.’
Papa aarzelt, maar als hij de blik van zijn vrouw ziet, heft hij zijn handen in de lucht en doet een stapje opzij.
Oom glimlacht.
Moeder geeft Jezus een hand. ‘Kom op jongen. Daar gaat ie!’
En weg zijn ze.

‘Wat een puinhoop!,’ zucht papa.
‘Ja,’ lacht oom, ‘geweldig hè?’
‘Ik maak me grote zorgen.’ Papa zucht weer.
Oom pakt zijn jas. ‘Nou, weet je wat?’ zegt hij opgewekt, ‘ik zal wel een oogje in het zeil houden.’ En ook hij verdwijnt.

Er wordt op de deur geklopt. Hard geklopt. Zacht geklopt.
‘Wie zal dat zijn?,’ verzucht papa. Voorzichtig steekt iemand een hoofd om de deur.
‘Baas!,’ klinkt een onzekere stem, ‘Het koor is er. Ze willen graag, zoals gewoonlijk elk jaar, voor uw verjaardag zingen. “Lang zal die leven” en zo en “Ere zij God”. U weet wel: het gebruikelijke.
’ Papas gezicht klaart ineens op.
‘Michaël, als we nu eens iets aan die tekst zouden doen. Als we nou eens...’ en hij denkt diep na. ‘Ik weet het: van ‘lang zal die leven’ maken we ‘vrede op aarde.’ Hoe lijkt je zoiets?’
‘Aarde?,’ aarzelt Michaël, ‘wat is dat?’