God in het gekkenhuis

Met Mozes zat het zo

De grote baas had een reorganisatie aangekondigd van de 40 jaar oude onderneming Israël Onderweg. Het moest maar eens afgelopen zijn met die zwerftochten door de woestijn, de onderneming moest zich maar eens gaan settelen in een of ander Beloofd Land. De leiding van de mobiele onderneming Mozes was het hier overigens volkomen mee eens. Vandaar dat Mozes ook op de nieuwe vacature van leiding van de gesettelde onderneming had gesolliciteerd.

Maar wat een teleurstelling! De grote baas had besloten dat het tijd werd dat de jongere generatie nu maar eens het roer van de ouderen zou gaan overnemen. Mozes was verbijsterd: en dat na 40 trouwe dienstjaren!
Hij kon wel janken. De grote baas had daarnaast nog als argument gegeven dat de onderneming een beetje vereenzelvigd dreigde te worden met de figuur van Mozes. Mozes was daar, volgens de grote baas, zelf debet aan: onlangs nog had hij een waterproject van de grote baas aan de medewerkers van de Israël Onderweg verkocht alsof het Mozes’ eigen project was. De grote baas had steeds meer moeite zichzelf in de onderneming te herkennen.

Wat nu? Mozes’ hoofd ratelde en ratelde. Hij probeerde argumenten te verzinnen, weerlegde ze weer, kwam met nieuwe, haalde die weer onderuit. Zo ging het dagen en dagen door. ‘s Nachts sliep hij nog maar een paar uurtjes, als hij überhaupt in slaap kon vallen!
Toen was er eindelijk het moment van de machtsoverdracht, het moment van de VUT. Mozes leidde zijn opvolger rond in zijn bureau, maakte hem bekend met zijn gewoontes en pakte toen zijn spullen bij elkaar en ging weg. De grote baas had hem uitgenodigd voor een afscheidsgesprek en Mozes sjokte daarom richting het hoofdkantoor, de berg op.

Na een lange moeizame tocht kwam hij op de plek aan waar hij de grote baas zou ontmoeten. Mozes wilde vertellen van zijn teleurstellingen, van zijn oprechte geschoktheid over de harde beslissing. Hij zou gaan roepen: waarom doet u dit mij aan. Hij was zo gekrenkt, voelde zich zo vernederd, was zo vol zelfbeklag.

De grote baas liep hem tegemoet. Met elke meter dat ze elkaar naderden slonk de woede bij Mozes. Elke stap die hen dichterbij elkaar bracht, verminderde de pijn en toen de grote baas hem een hand gaf en hem vriendelijk toelachte, was Mozes bevangen door liefde voor de grote baas, liefde voor de onderneming, liefde voor zijn eigen 40-jarige ploeteren. Het was allemaal goed zoals het was, en het moest beslist niet anders zijn.

Toen vielen alle facetten die hem tot Mozes maakten, de oude Mozes, van hem af. Hij leek herboren. Hij voelde zich vrij en ging samen met de grote baas op weg naar het hoofdkantoor.