God in het gekkenhuis

Het verhaal van Lot

Op een dag word ik wakker. Niet gewoon wakker, maar ik ontwaak als het ware. Het is als de zon die door een wolkendek heen breekt, een blauwe hemel ontvouwt en het leven toont in al zijn glorie.

Ik loop naar de oude man, ga voor hem staan en zeg: ‘jij denkt en doet anders dan ik, we zitten elkaar voortdurend dwars: we werken elkaar op de zenuwen. Op deze manier wordt het niks met ons.’
De oude man knikt en spreekt: ‘Dan is het beter dat we ons opdelen. Ga jij links, dan ga ik rechts. Ga jij rechts, dan ga ik links. Aan jou de keus.’
Wat heb ik te kiezen? Rechts: de vrijheid van een zwerver, links: gevangenschap in luxe.
Maar ja, ik ben ontwaakt. Ik zie het duidelijk voor me. De oude man zal die gevangenis niet overleven. Ik maak meer kans.
Daarom kies ik links. Alleen daarom.

De oude man is overduidelijk gelukkig. Opnieuw heeft hij niet hoeven kiezen. Hij heeft geen gebeden hoeven zeggen. Hij heeft mij niet hoeven overtuigen dat ‘God het zo wil.’ Niets van dat alles.
O, dat maken van keuzes. Alsof alles in dit leven zwart-wit is: een keuze tussen goed en kwaad, licht en donker, god en de duivel. Zelfs bij het drinken van een eenvoudig glas wijn vraagt de oude man toestemming van de Allerhoogste.
‘Is dit wel het goede moment, de goede wijn, zijn dit wel de juiste vrienden?’
Onder ons gezegd en gezwegen, vaak heb ik het gevoel dat God hem niet meer serieus neemt en hem daarom opzettelijke verkeerde signalen geeft.

Zoals die ene keer.

De oude man krijgt opdracht om een viertal offers te brengen midden op een stikhete dag. In alle vier hoeken een brandoffer, de oude man in het midden. Het lijkt potjandorie wel een heksenbezwering. En wie kan hem ’s avonds opvegen. Ik! En ja hoor: de oude man is weer compleet doorgedraaid, ziet letterlijk en figuurlijk sterretjes.
Ik heb het hem ook gezegd: ‘Oude man, jij hebt geen gevoel voor humor! Dit is toch een geintje van God. Vandaag of morgen dood je nog eens een van je dierbaren. ‘t Is maar goed dat jij geen kinderen hebt!’
Dat was natuurlijk niet aardig van mij. De oude man en zijn vrouw verlangen al een leven lang naar nageslacht. Maar geloof me, als hij kinderen zou hebben en als God er om zou vragen, dan zou de oude man ze rücksichtslos doden.
Kinderen. Het blijft een gevoelig punt. De oude vrouw kan ten minste lachen om de humor van de allerhoogste als de oude man weer begint over zijn nog te geboren zoon. Soms denk ik: moet je die man niet tegen zichzelf beschermen, hem bijvoorbeeld wilsonbekwaam laten verklaren? Ik wil wedden dat zelfs als God tegen hem zou zeggen: hier nu heb je alles in de hand, je mag het zelf bepalen, hij geen keuze zal kunnen maken en het nog steeds aan God overlaat.

Wat heb ik laatst ook al weer gedroomd?

Oh ja, ik woon in de prachtige stad Salem en God heeft besloten om die stad te vernietigen. Gaat God naar de oude man en vertelt hem wat hij van plan is. In plaats dat de oude man zegt: God, mijn jonge vriend woont daar, hij is bijna verlicht, hij is een rechtvaardige, dan kan je de stad toch niet vernietigen, zegt hij onzeker: stel nou eens dat er 50 rechtvaardigen wonen. God, heel goedgehumeurd en blij dat de oude man eens wat tegengas geeft, zegt: dan doe ik het niet. Dan gaat de oude man naar 45. Het is zo’n droom waar je niet van je plek af kunt komen terwijl het gevaar dichterbij komt. Als de oude man na een eeuwigheid eindelijk bij 10 aankomt, heeft God er ogenschijnlijk genoeg van. Hij neemt afscheid, gaat naar de stad, haalt mij er uit en vernietigt vervolgens de stad.

Ik word badend in het zweet wakker.
Mijn besluit staat vast: ik ga niet in Salem wonen, het wordt Sodom of Gomorra. Dat lijkt me toch wat veiliger.